De Nederlandse tuinbouw gold tot voor kort als de trotse top van Nederlands’ agri-kunnen. Een paar weken geleden was het opeens afgelopen. DNB-baas Klaas Knot zag de tuinbouw niet meer zitten. Eergisteren kreeg hij bijval van oud-Robeco meesterbelegger, econoom én Westlander Jaap van Duijn. De tuinbouw zit opeens in hetzelfde hoekje als de veehouderij en slachthuizen: te vervuilend en a-sociaal vanwege de uitbuiting van mede-wezens, mensen in dit geval.
Net als de slachterijsector en de pakjesbezorgers, is de tuinbouw te afhankelijk van arbeidsmigranten. Econoom Jaap van Duijn voegde zich bij DNB-directeur Klaas Knot met kritiek die hij verpakte in een duidelijke boodschap: de tuinbouw mag blijven, mits Nederlanders bereid zijn er weer te gaan werken. Maar dat zijn ze niet. Daarom werken er mensen uit de lagelonenlanden van Oost-Europa.
BBP gemiddeld omlaag
De Nederlandse tuinbouw produceert in Nederland groente (voornamelijk komkommers, tomaten en paprika’s), bloemen en planten. Daarvan gaat ruimschoots 85% naar onze buurlanden op de interne markt van de EU. Dat is een indrukwekkende bijdrage aan het voedselpakket van een belangrijk deel van de EU. Maar het is niet genoeg, zeggen de financiële masterminds. De tuinbouw draagt 1,1% bij aan het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland, maar veroorzaakt aanzienlijk meer druk dan het inkomen ons waard zou mogen zijn.
Arbeidsmigranten zijn het grote probleem. Ze dragen bij aan groei van de bevolking, maar dragen door hun lage loon veel minder sterk bij aan het bbp dan de rest van de bevolking. Als dus de bijdrage van arbeidsmigranten aan de groei van het bbp kleiner is dan hun bijdrage aan de bevolkingsgroei, dan daalt het gemiddelde welvaartsniveau van Nederland. En dat is precies wat er gebeurt als arbeidsmigranten worden ingezet voor laagbetaald werk zoals in de glastuinbouw. Ze dragen alleen positief bij aan de Nederlandse welvaart als hun talenten en capaciteiten complementair zijn aan die van de gevestigde werkenden zodat ook zij weer productiever kunnen worden. Dit geldt in het bijzonder voor specialistische functies die Nederland zo graag wil aantrekken om nieuwe ASML’s en andere slimme bedrijven te creëren die hoogrenderende high tech opleveren.
Wie dat begrijpt, snapt de Rotterdamse wethouder Tim Versnel. Hij wijst op de negatieve effecten van arbeidsmigranten – zo’n 12.000 tot 16.000 in het hoogseizoen – op de leefbaarheid in regio’s zoals Westland. Daar bevindt zich bijna een kwart van de Nederlandse kassen. De migranten die zij aantrekken, veroorzaken lokaal een huisvestingstekort en druk op de sociale samenhang van wijken.
Volgens Van Duijn is een sector die voornamelijk op goedkope geïmporteerde buitenlandse arbeid draait, niet houdbaar. Hij vindt dat de productie beter naar lagelonenlanden kan worden verplaatst. In het geval van Europa zou dat betekenen naar het Oosten van de Unie. Naar het Zuiden gaat niet omdat daar alleen in het late najaar, de winter en vroege voorjaar geteeld kan worden. De in Naaldwijk in het hart van het Westland geboren Van Duijn vindt dat de lokale gemeenschap zelf in de tuinbouw moet willen werken in plaats van mensen uit heel andere sociaal-economische contexten even hierheen te halen en dan weer weg te sturen.
Toch is het dilemma rondom arbeidsmigranten en de tuinbouwsector geen kwestie van economische efficiëntie alleen. Van Duijns kritiek komt ook voort uit wensen over sociale cohesie in wijken, voldoende woningen en waardering voor lokale voedselproductie.
Buiten spel, ook gerobotiseerd
Nu is het gekke dat we er geen problemen mee hebben dat de industriële productie van chipmachinefabrieken (ASML), wapens, auto’s, koelkasten, mobieltjes, spijkerbroeken, truien, verpakt merkvoedsel en T-shirts op 1 plek per continent geconcentreerd of zelfs vanaf een ander continent geïmporteerd wordt. In de fabrieken waar zulke producten worden gemaakt is veel meer geautomatiseerd. In een autofabriek werken voornamelijk robots. De mensen die er werken, zijn goed opgeleide en dito betaalde trouble shooters voor als er iets misgaat dat even moet worden opgelost. Zij kunnen een woning in een mooie wijk betalen. De robots blijven in de fabrieken. Het dure land waar ze 24/24 keihard voor helemaal niets werken, heeft er verder geen last van.
Zou een volledig gerobotiseerde tuinbouw dan misschien wel mogen blijven? Vermoedelijk niet, want de verse groenten- en bloemenfabrieken die ons land telt, zijn niet van een zodanige architectonische schoonheid dat je er als meer-verdienende tussen wilt wonen. Uit chips-, chocolade- en limonadefabrieken pers je meer verpakkingen die veel meer geld opleveren en veel minder land kosten. Belangrijker nog is dat kassen veel energie gebruiken die zelfs als ze die zelf opwekken, beter voor meer aan de welvaart bijdragende activiteiten kan worden ingezet. Dat is een variant van het argument dat Van Duijn hanteert en zet ook een CO2-neutrale tuinbouw buiten spel.
Rijk land voor rijke mensen
Wat Nederland – volgens de financiële kenners – kennelijk wil zijn, is een rijk land dat alleen nog voor andere rijke mensen dure spullen en diensten wil produceren. Hun argument gaat als volgt. We zijn een klein en vol land. De grond is daarom schaars en duur, dat geldt eens te meer omdat die rijke mensen natuur om zich heen willen om te ontspannen. Ook die natuur mag wat kosten als die veel waarde toevoegende mensen naar ons land trekt en hier hun werk laat doen. Land, energie, water en milieudruk moeten in Nederland duur ingezet worden. Dat heeft ook consequenties voor de landbouw. Die produceert op een hectare een jaarinkomen van misschien €500 – €1.500, terwijl dat lapje grond €100.000 tot 150.000 waard is. Net als de bijdrage van arbeidsmigranten aan ons bbp, leveren ze een rendement van likmevestje.
Na de uitspraken van Knot van Van Duijn blijven we zitten met op zijn minst deze vraag: hebben we onze buren of Oost-Europa al verteld dat zij er rekening mee moeten houden dat de groenteboer van Europa vermoedelijk gaat stoppen en dat zij daar maar eens iets op moeten gaan verzinnen?
Ook deze vraag mag gesteld worden: waarom heeft de tuinbouw er zelf eigenlijk nooit over nagedacht om dichter bij zijn klanten te gaan produceren? Dat die sommetjes van Knot en Van Duijn zouden gaan komen, kan toch geen verrassing zijn?
Graag voeg ik nog een laatste element aan de discussie over het cancelen van de Nederlandse tuin- en landbouw toe: als het om meer gaat dan het toevoegen van waarde aan het bbp alleen, maar ook om sociale cohesie en iets goed doen voor ons allen, is het dan handig om Nederland (en belangrijke delen van West-Europa) als ontwikkelplek voor land- en tuinbouw op te heffen? Als het antwoord nee is, zoals Louise Fresco suggereerde, hoe gaan we dan om met enerzijds de economische realiteit en anderzijds onze rol als ontwikkelaar en vernieuwer? Alleen gesproken voor Nederland, zullen we vermoedelijk krimpen onder het niveau van de kritische massa die nodig is om innovator te kunnen zijn op de manier waarop we dat nu zijn. Dat Nederland dat laat gebeuren wekt verbazing bij buitenlanders die hier vooral naar kassen komen kijken als een wereldwonder waar zij voor thuis veel van kunnen leren, liet de NOS deze week zien.
Volume, geld en menselijk belang
Louise Fresco ging in de NRC zover precies het omgekeerde te beweren als de economen Knot en Van Duijn. Ze schrijft: “Men wijst graag op het geringe aandeel van de landbouw in het bbp en de schade die de landbouw doet. Overigens is dat lage aandeel nogal vertekend: in percentage van de productie- en maakeconomie vertegenwoordigen de landbouw en landbouw-verwerkende sector een aanzienlijk deel. Daarnaast is deze sector anders dan alle andere door het enorme oppervlak. Wie over Europa vliegt, ziet vooral een lappendeken van akkers en weides.”
In productievolume én landgebruik heeft ze gelijk. In geld niet. En in menselijk belang en de samenleving die we willen? Dat is de interessante vraag die ondersneeuwt in de discussie tussen geld en volume.
Bron: Foodlog
#tuinbouw #arbeidsmigranten #bbp #robots #co2neutrale tuinbouw #energie #kassen #innovator